Inbraak museum Brabant, inbraaksignalering, bouwkundige inbraakwerendheid en alarmopvolging

30/11/2010 – 10:14
Twee weken geleden werd een museum in Brabant op zeer pijnlijke wijze ‘s nachts geslachtofferd door inbrekers. Er werd een groot aantal, merendeels antieke, koperen blaasinstrumenten gestolen. De inbraak werd pas de volgende ochtend ontdekt. Het lijkt erop dat de inbreker(s) een vrachtwagen de transportruimte in reden en alle tijd hadden een aanzienlijk deel van de collectie in te laden en mee te nemen. Na enkele dagen is een verdachte aangehouden die trachtte het koper van inmiddels onherstelbaar vernielde instrumenten te verkopen aan een metaalhandel. Zoals met alle koper- en bronsdiefstallen is er nauwelijks enige relatie tussen de grondstofwaarde – enkele euro’s per kilo – en de waarde van de objecten die gestolen en vernield worden. We hebben het hier over een ordinaire diefstal door ordinaire kruimeldieven. Mislukkelingen die voor een paar euro per kilo ‘s nachts op pad gaan om kostbaar erfgoed te vernielen. Cultuurarm maatschappelijk uitschot dat grote culturele schade aanricht.

De inbraak en diefstal uit dit Brabantse museum geeft reden tot zorg en tot het plaatsen van enkele kanttekeningen. De beheerder/conservator van het museum verklaarde in de pers al lang zorgen te hebben over brand- en inbraakgevaar. Blijkbaar is het niet gelukt die zorg over inbraak te verminderen door het treffen van inbraakwerende maatregelen en de installatie van een inbraakmeldsysteem. Zou zo’n systeem er wel geweest zijn, dan was er misschien alsnog ingebroken, maar zouden de inbrekers nooit de koelbloedigheid en de tijd hebben gehad een omvangrijk deel van de collectie weg te nemen.

Niveaus inbraakwerendheid

Niveau 1: inbraak met diefstal is vrijwel onmogelijk

Als erfgoedbeheerder – museum, bibliotheek, archief, monument, kerk met kostbare collecties – beschik je natuurlijk het liefst over een niveau van inbraakwerendheid waarbij de kans op inbraak met diefstal vrijwel uitgesloten is. Dat niveau is mogelijk, maar voor veel erfgoedbeheerders nauwelijks haalbaar. Die haalbaarheid wordt niet alleen bepaald/beperkt door financiële middelen maar ook door de huisvesting. Veel musea zijn nu eenmaal gehuisvest in, monumentale, gebouwen die oorspronkelijk geen museale functie hadden. Bovendien zijn er nauwelijks musea die in staat zijn zelfstandig financieel de broek op te houden. De afhankelijkheid van sponsoren en subsidiegevers beperkt de mogelijkheden. Het is voor sponsoren niet bepaald sexy geld beschikbaar te stellen voor beveiliging en veiligheid.
Het hoogste niveau van beveiliging, waarbij dus niet ingebroken en gestolen wordt, kan bereikt worden door de combinatie van een bouwkundige inbraakwerendheid in de buitenschil van minimaal 5 minuten contacttijd – uit interviews met inbrekers blijkt dat men in de meeste gevallen pogingen staakt wanneer het niet binnen een paar minuten lukt toegang te forceren -, inbraakvertragende inpandige compartimentering, inbraakwerende vitrines en andere meeneembeperkende maatregelen. Daarnaast moet de inbraaksignalering zo zijn geprojecteerd dat pogingen tot inbraak in een zo vroeg mogelijk stadium gesignaleerd worden. Het heeft beperkt nut allerlei inbraakwerende maatregelen te treffen en inbraak pas te signaleren wanneer men binnen is. Tenslotte moet de alarmopvolging zo zijn georganiseerd dat inbrekers minimale tijd is gegund hun slag te slaan. Die alarmopvolging moet aangestuurd worden vanuit een particuliere alarmcentrale (PAC) van waaruit men op afstand de alarmen kan verifiëren. De politie is sinds enkele jaren niet meer bereid uit te rukken enkel op basis van elektronische alarmen. Die alarmen dienen eerst geverifieerd te worden. Het zal duidelijk zijn dat verificatie op locatie door een beveiligingsfirma of in eigen beheer – over het algemeen niet aan te raden – veel kostbare tijd kost. Rechtstreekse verificatie vanuit de PAC aan de hand van camerabeelden, geluidsverbinding of technisch – binnen de topografie van het gebouw opeenvolgende alarmen – verdient de voorkeur. De politie kan dan in een vroeg stadium gealarmeerd worden. Afspraak is dat aan geverifieerde alarmen door de politie prioriteit 1 gegeven wordt. Er moet overigens binnen een kwartier nadat de politie gearriveerd is een sleutelhouder beschikbaar zijn. De eigen alarmopvolging moet dus ook goed georganiseerd worden.
De transmissie van informatie naar de PAC moet plaatsvinden via een beveiligde verbinding. Tot nu toe vindt die beveiligde transmissie voornamelijk plaats via ISDN lijnen. In toenemende mate wordt gebruik gemaakt van IP verbindingen. Belangrijk is dat er een draadloze back-up is.
Niveau 2: inbraak met omvangrijke diefstal is vrijwel onmogelijk.
Het hoogste beveiligingsniveau waarbij een succesvolle diefstal na inbraak nauwelijks mogelijk is, hangt dus af van hoogwaardige inbraakwerendheid, zeer vroege signalering, verificatie op afstand vanuit een PAC en een snelle alarmopvolging. Dit niveau vergt aanzienlijke investeringen en is voor veel musea moeilijk realiseerbaar. Met name een hoog niveau van inbraakwerendheid van minimaal vijf minuten blijkt in de praktijk lastig. Als dat zo is, dan moet de beveiliging zo georganiseerd worden dat het in ieder geval niet mogelijk is de highlights van de collectie of een groot aantal objecten te stelen. Dus: de highlights moeten bij inbraak, dankzij inpandige inbraakvertragende compartimentering en eventueel inbraakvertragende vitrines, niet voor het grijpen liggen. Er moet inbraaksignalering zijn, alarmen moeten op afstand geverifieerd worden en de alarmopvolging moet snel zijn.
Het mag niet zo zijn dat bij onvervangbare museale collecties helemaal geen sprake is van inbraakwerende maatregelen of een inbraakmeldsysteem. Wanneer deze beide ontbreken kan het voorkomen dat ongemerkt ingebroken en een groot aantal objecten gestolen wordt. Het is in een dergelijke situatie beter de collectie onder te brengen in een beveiligde omgeving totdat het gewenste niveau van beveiliging gerealiseerd kan worden.
Ton Cremers

Sorry, comments for this entry are closed at this time.